Codering
Programmeertalen en hoe ze werken
Deelnemers leren de basisprincipes en concepten van programmeertalen. Er wordt een overzicht gegeven van high-level en low-level programmeertalen, waarbij de verschillen tussen deze typen duidelijk worden benadrukt. High-level talen zoals Python en Java worden bekeken in vergelijking met machine-georiënteerde talen zoals Assembly.
Van visueel programmeren tot 0 en 1
Dit hoofdstuk behandelt het programmeerbereik van visuele programmeertalen tot machinegeoriënteerde talen. Voorbeelden van visuele programmeertalen, zoals Scratch, en machine-georiënteerde talen, zoals Assembler, worden gepresenteerd. De verschillende programmeerniveaus en hun toepassingen worden uitgelegd.
Grondbeginselen van programmeren
De basisconcepten van programmeren worden hier behandeld. Deze omvatten de syntaxis en semantiek van programmeertalen, de declaratie en het gebruik van variabelen en datatypes (zoals integer, float, string, boolean), evenals het gebruik van rekenkundige, logische en vergelijkingsoperatoren.
Ontwerppatronen
Design patterns zijn bewezen oplossingspatronen voor terugkerende problemen in softwareontwikkeling. Deelnemers leren over de definitie en het doel van design patterns en krijgen voorbeelden van veelvoorkomende patterns zoals singleton, factory en observer. Ook de toepassing en voordelen van design patterns in softwareontwikkeling komen aan bod.
Besturingsstructuren
Dit onderdeel behandelt de basisbesturingsstructuren in programmeren, waaronder voorwaarden en vertakkingen met if, else en elif statements en lussen zoals for en while lussen. Het belang van luscontrole met break en continue wordt ook uitgelegd.
Functies en modulariteit
Deelnemers leren hoe ze functies moeten definiëren en aanroepen, inclusief parameters, retourwaarden en de herbruikbaarheid van code. De basisprincipes van modulariteit en het opdelen van code in beheersbare, herbruikbare modules worden ook behandeld.
Basis gegevensstructuren
Dit onderdeel geeft een basisbegrip van datastructuren zoals lijsten, arrays, woordenboeken, hashmaps, tuples en sets. Studenten leren hoe ze deze structuren kunnen maken, openen en wijzigen.
Eenvoudige algoritmen en probleemoplossingDeelnemers maken kennis met basis sorteeralgoritmen zoals bubble sort en selection sort. Ze leren ook over zoekalgoritmen zoals lineair en binair zoeken. Systematische strategieën om problemen op te lossen en debugmethoden worden besproken.
Objectgeoriënteerd programmeren (OOP)De basisprincipes van objectgeoriënteerd programmeren worden aangeleerd, inclusief klassen, objecten, attributen en methoden. Concepten zoals overerving, polymorfisme en inkapseling worden fundamenteel uitgelegd en geïllustreerd met eenvoudige voorbeelden.
Eenvoudige projecten en praktische toepassingenDeelnemers brengen hun kennis in praktijk in kleine, praktische projecten, zoals de ontwikkeling van een rekenmachine, een takenlijst of een eenvoudig spel. Tot slot komen eenvoudige technieken aan bod voor het controleren en verbeteren van je eigen code door middel van code-reviews.
